- voorbijgaan
- {{voorbijgaan}}{{/term}}1 [passeren; verstrijken] pass/go by2 [+ aan] [niet opgemerkt worden door] pass by3 [+ aan] [geen aandacht besteden aan] pass over♦voorbeelden:1 iemand voorbijgaan • pass someone byde jaren gingen voorbij • the years passed byde gelegenheid (onbenut) laten voorbijgaan • miss the opportunityeen kans voorbij laten gaan • pass up a chancemet voorbijgaan van • without regard toin het voorbijgaan • incidentally, by the way, in passinger gaat praktisch geen week voorbij of … • hardly a week goes by when/that …2 wat er gezegd wordt gaat volkomen aan hem voorbij • everything that's said passes him by completely3 stilzwijgend voorbijgaan aan • pass over in silencevoorbijgaan aan details • pass over the detailsaan iemand voorbijgaan • pass someone overuw antwoord gaat voorbij aan mijn vraag • you haven't answered my question
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.